Deze ochtend stonden we om 10 uur al aan het dierenasiel. Bleek dat de deuren pas een half uur later zouden opengaan. Jammer maar geen probleem: recht tegenover het asiel is er een speeltuin. Terwijl ik met mijn dochters voetje van de grond speelde, zag ik een andere duo op weg naar het asiel. In hun handen hadden ze een grote kartonnen doos.
Moeder en dochter, ik zag ze lopen en onbewust voelde ik dat er iets niet klopte. Ze dumpten de doos voor de poort en wandelen meteen terug weg. Als een pijl rende ik ze achterna. Ik had ze gemakkelijk kunnen inhalen maar onderweg begon ik na te denken: wat kon ik doen? Ze aanspreken? Ze fotograferen? Ze tegenhouden? Uitschelden? Wie was ik? Wat wist ik over de doos, en over de inhoud? Ik vermoedde het ergste maar was ik wel zeker?
De twijfels namen het van me over. Zou het echt? In de doos zaten kleine gaatjes. Ik maakte de tape voorzichtig los en zag drie kleine poesjes zitten.
Wie doet er nu zoiets? Het kind was geen 12 jaar oud. Welke moeder gaat ’s morgens even een paar jonge poesjes dumpen? Wat een vreselijk voorbeeld. Pas op. Poezen kweken sneller dan konijnen, dat besef ik wel. Enkele jaren geleden namen wij ook een aangespoelde poes in huis, zonder goed te weten of het beest wel gesteriliseerd was. En het duurde even voor we er mee naar de dierenarts trokken. Het had ons ook kunnen overkomen. Iedereen maakt fouten.
En toch zou ik het nooit over mijn hart krijgen om hulpeloze dieren zomaar te dumpen. Ik zou mijn uiterste best gedaan hebben om ze te plaatsen, via vrienden of kennissen. En in het slechtste geval waren we misschien ook in het asiel terechtgekomen. Maar dan zou ik de beestjes toch persoonlijk gaan afgeven, uit respect voor de medewerkers van het asiel en uit respect voor het leven. Het is een kwestie van manieren, denk ik, en vooral van verantwoordelijkheid nemen.
Op zo dagen verlies ik mijn geloof in de goede inborst van mensen. Misschien is het wel typisch voor onze tijdsgeest. “Iedereen voor zich. Laat anderen het maar oplossen. Zolang het mij maar geen geld kost, ben ik tevreden.” En ik? Ik stond er bij en keek er naar. Stom. Stom. Stom. Ik had iets moeten doen, ook al weet ik nog altijd niet goed wat.
