Tagarchief: leerstoornis

Buiten-gewoon

Inclusie, wie kan daar nu niet voor zijn?

Toen enkele jaren geleden bleek dat Nina iets minder snel leerde dan haar leeftijdsgenootjes was dat even slikken. Niemand ziet zijn kind graag sukkelen. Geen ouder stuurt zijn dochter (of zoon) met plezier naar Buitengewoon Onderwijs, het BLO van vroeger.

En toch kozen we, tegen het advies van het CLB in, voor type 8-onderwijs. Je uiterste best doen om (in het beste geval) op de valreep met de hakken over de sloot te geraken, ik wou het haar niet aandoen. Schoolmoeheid leek ons een te groot risico.

‘Waarom zou je het niet gewoon proberen? Je kan toch altijd zakken?’ Buitenstaanders begrijpen het vaak niet. Kiezen voor geluk in plaats van voor prestatie, het is een beetje tegen de tijdsgeest.

Nina leert nu met veel plezier lezen en schrijven, samen met zeven andere ‘specialekes’. Ze gaat buiten-gewoon graag naar school, en blinkt van zelfvertrouwen. En net nu wij meer dan volledig overtuigd zijn, is er daar het nieuwe M-decreet.

Kinderen met een IQ van boven de 60 zullen vanaf volgend schooljaar opnieuw in gewoon onderwijs terecht kunnen (en moeten).  Inclusie, dat klinkt goed en zou bovendien veel goedkoper uitvallen. Wie kan daar nu tegen zijn?

Tja. In theorie klinkt het allemaal mooi. In de praktijk hou ik mijn hart vast. Veel gewone scholen hebben totaal geen gedacht van wat hen te wachten staat. Alsof je zonder enige zwemervaring plots van de boot wordt geduwd. Het zwemmen of verzuipen. Sommige scholen en bepaalde leerkrachten zullen, met veel goede wil en energie, er wel in slagen om het hoofd boven te houden. Toch denk ik dat de meeste vroeg of laat kopje onder gaan.

Je hoeft geen pedagoog te zijn om te voorspellen wat er kan mislopen: pestgedrag en/of schoolmoeheid, waardoor kinderen uiteindelijk helemaal gaan afhaken, of uiteindelijk gebroken toch afzakken naar buitengewoon onderwijs.

En dan?

Vorig jaar hebben we geweigerd om het ‘eens te proberen’. Kinderen zijn geen experiment. Zelfvertrouwen en eigenwaarde zijn daar te kostbaar en te broos voor. Wij volwassenen zouden op zijn minst moeten proberen om de juiste keuze te maken. In mijn ideale wereld is  inclusie mogelijks wel de juiste keuze. Maar zonder extra opleiding, extra middelen en extra begeleiding zie ik het voorlopig toch niet goedkomen ….

Over het onderwerp: interessant brief van een andere mama, en natuurlijk ook de reportage van Koppen: meer dan de moeite waard.

 

Trots

Geen enkele ouder kiest graag voor buitengewoon onderwijs. Maar na een half jaar durf ik nu toch luidop te zeggen dat de overstap naar type 8 zowel voor Nina als voor ons een topbeslissing was.

* Iedere week krijgt ze een rapport, met punten zowel op haar gedrag als op haar prestaties. Nina doet het over de hele lijn goed. Wel grappig is dat ze voor haar gedrag in de eetzaal topscores haalt, terwijl ze thuis eerder een lastige eter is.

* ‘Mama? Wanneer ga je mij eens eerst op school afzetten ? Dan kan ik een beetje langer in de opvang blijven.’ Iedere dag vertrekt ze met een grote glimlach en een boekentas vol enthousiasme naar school. En ook al is het niet altijd gemakkelijk, haar motivatie maakt veel goed. ‘Mama? Wanneer gaan we nog eens samen lezen?’ En dat vraagt ze niet alleen ’s avonds maar ook aan tafel tijdens de ochtendspits (* geeuw * ).

* ‘Straks is het oudercontact. Dan heeft mama een gesprekje met jouw juf.’ Ze kijkt me lachend aan. ‘Het zal wel goed zijn hoor. ‘ Aan zelfvertrouwen geen tekort, en de juf was inderdaad heel enthousiast. De wetenschap dat Nina op haar plaats zit zorgt voor een geweldige gemoedsrust.

* Ik probeer mezelf te beschermen tegen initiatieven als oudercomités. Een dag telt nu eenmaal maar vierentwintig uur. Maar ik was nieuwsgierig, en er waren erg weinig kandidaten. En dus besloot ik ‘even’ een handje toe te steken tijdens het Vlammetjesschoolfeest. Driehonderd pannenkoeken warmen, moeilijk is dat niet.

Ik kwam terecht in een heel leuk team, terwijl Nina buiten heerlijk speelde. De rest van ons gezin werd moe, en kreeg koud. Nina en ik bleven nog ‘even’ hangen. Het werd halftien en ik vond mijn tengere fragiele gevoelige dochter nauwelijks nog terug op de donkere speelplaats. ‘Gaan we nu al naar huis?’ Moeder en dochter voelen zich duidelijk helemaal thuis op Salvator 😉

* Net nu ik helemaal overtuigd ben geraakt van buitengewoon onderwijs, willen ze type 8 afschaffen en opnieuw kiezen voor inclusie. Inclusie klinkt tof, zeker voor ouders. Of het voor de kinderen zelf ook zo leuk en gezellig is, hangt grotendeels af van de leerkrachten maar ook van de beschikbare middelen (en net daar wringt het schoentje, toch? ).

* Als mama ben ik trots op al mijn kinderen, niet om wat ze doen maar gewoon om wie ze zijn. Op Nina ben ik extra trots. Omdat ze ondanks haar achterstand toch zo dapper, vrolijk en vol levenslust geniet van het leven. Daar kunnen velen nog iets van leren 🙂

nina

Achterstand

Ergens hoop je toch altijd een beetje op een wonder. Maar meestal ben ik eerder realistisch (en niet blind). Dus eigenlijk wist ik vooraf al dat Flo zwak zou scoren op de ontwikkelingstests. Ze spreken van een jaartje achterstand, vooral op vlak van taal en grove motoriek. Op vlak van fijne motoriek doet ze het goed, zelfs iets beters dan haar leeftijdsgenootjes.

Dat we de resultaten toch met een zwaar korreltje zout moesten nemen. Want ondanks het feit dat Flo een heel sociaal en vrolijk kind is, ze heeft ook een heel sterke eigen wil. Vertel mij wat 😉 Soms deed ze flink haar best, vaak had ze gewoon geen zin. En haar ompraten lukt zelfs de psychologe niet. Zo moest Flo tussen twee onderzoek even wachten in de poppenhoek. Die tweede test hebben ze gewoon mogen schrappen. Flo speelt graag met poppen en was absoluut niet van plan om haar spelletje af te breken.

Of ik schrik van de resultaten, vroeg de sociaal assistente van het revalidatiecentrum. Neen. Eigenlijk niet. Ik ben het stadium van de plotse paniek en tranen voorbij denk ik. Of misschien heb ik de voorbije jaren geleerd dat deze toch geen zin hebben.

Theoretische onderzoeken zijn interessant en zinvol maar ik zie toch gewoon mijn kind, dat vat vol deugnieterij. En uiteindelijk moet ik vooral verder met de praktische gevolgen, zowel op korte als op lange termijn. Is deze achterstand blijvend? Dat weet nog steeds niemand. Kan ze gewoon naar school? Voorlopig wel. Heeft ze recht op extra begeleiding? Ondanks de slechte resultaten is het kantje boordje. Het is crisis, weet u. Maar ze gingen hun uiterste best doen, en het komt waarschijnlijk dus wel goed. In september mag Flo alvast beginnen, met een uurtje kiné en een uurtje logo per week.

De dag dat Nina ‘afstudeert’ in het revalidatiecentrum, schrijf ik Flo in. Op voor een nieuwe periode puzzelen en op en af rijden. Maar ik ben blij want die extra begeleiding kan ze duidelijk goed gebruiken. Word vervolgd…

Bijna

Als baby was Nina een overgevoelig en angstig kind, een huilbaby. Luide muziek, een vreemde smaak, onweer, vuurwerk, alle mogelijke dieren, verkeer tot zelfs een onbekende schoot: alles was goed voor een nieuwe krijspartij. Het heeft ons destijds niet echt belet om ze mee op zwier te nemen. Buiten valt zo een gehuil minder op, en gedeelde smart weegt bovendien minder zwaar.

Zes jaar is ze ondertussen en Nina is de voorbije jaren helemaal open gebloeid. Ze is nog altijd kleiner en fragieler dan haar leeftijdsgenootjes. Diep van binnen zitten er nog wel restjes van die angst. Alleen de lift nemen, wil ze bijvoorbeeld niet. En de donkere zwemtunnel van Rozenbroeken zorgt altijd voor traantjes. Maar alleen op kamp gaan, is geen probleem. Van onweer (of spoken) ligt ze niet meer wakker. En ook honden en paarden schrikken haar niet meer dan gemiddeld af.

Onderwater zwemmen is ook totaal geen probleem meer. Meer nog: onder water zwemt Nina veel beter dan boven water. Haar bewegingen zijn groter, krachtiger. Ringen opvissen kan ze als de beste, en bommetje natuurlijk. Ze springt van op de wipplank recht het water in. Nina legt trouwens al een mooie afstand af, onder water. Het probleem is dat een, mens vroeg of laat moet ademen he.

Maar we zijn er bijna 😉

foto(2)

Instapdag

IMG_20130619_201154 IMG_20130620_082649

 

Nina mocht woensdag een dagje gaan testen in type 8. Ze keek er hard naar uit, en ik ook. En al ben ik overtuigd, ergens diep in mijn sluimerde toch nog steeds kleine  twijfels.

Vrolijk en blij huppelde Nina de klas in. Ze begon spontaan te tellen en letters aan te duiden op het bord. ‘Zo flink’. Toen ik haar drie uur later ging ophalen, wist de juf me toch al te vertellen dat de oefeningen niet zo vlot liepen. ‘Rijmen lukte niet zo goed, en ook tijdens het verhaal was ze snel afgeleid.’

Zo een instapdag is het ideale moment om in te schatten of kinderen niet te goed of te slecht scoren voor een welbepaalde groep. Moest ik vooraf stiekem nog twijfelen, dan ben ik nu dus helemaal overtuigd.

Tijdens de speeltijd sloot Nina zichzelf per ongeluk op in het toilet. Een andere jongetje moest over de deur kruipen om haar te bevrijden. De toon was meteen gezet. ‘En ik heb ook al een nieuwe beste vriendin Soraya.’

Zo eenvoudig gaat dat dus, van school veranderen 😉

Twijfels

We waren er uit. Ondanks twee jaar revalidatie zouden we Nina in het type 8 onderwijs inschrijven. Nina is de voorbije jaren al drie keer van school veranderd. Volgend jaar gaat dat hoe dan ook opnieuw gebeuren. Ik wil nu dus goed kiezen. Bovendien is iedereen het er over eens dat Nina heel hard (waarschijnlijk te hard) gaat moeten werken in een gewone grote klassieke school.

Maar om Nina te kunnen inschrijven heb ik een attest nodig van het CLB. Ze voorlopig inschrijven is niet mogelijk. En ondanks het feit dat Nina al twee jaar extra begeleiding krijgt en dat ze in alle zorggroepjes zit, blijkt het verkrijgen van zo een attest een uitdaging. Alsof iemand “misbruik” zou maken van het systeem en zijn kind daar even voor “de lol” zou inschrijven. Dat Nina de nodige test moest ondergaan is logisch. Alleen kinderen met een IQ boven de 89 mogen naar type 8. En dat zowel de juf, het CLB als het revalidatieteam op één lijn moeten zitten, kan ik ook begrijpen.

Maar waarom dat allemaal zo vreselijk lang moet duren? Wij maken iedere dag een volledig nieuwe krant. Soit. De inschrijvingen in Sint Salvator zijn al meer dan een maand bezig. Ik was er als eerste bij, toen. Dat was drie weken geleden. Voorlopig is er nog altijd plaats maar het eerste gesprek met het CLB is pas gepland binnen… twee weken. Sneller kon “echt” niet. En zelfs die dag ga ik waarschijnlijk geen attest krijgen.

Ik hou niet van openstaande dossiers. Al die tijd word ik overspoeld met verhalen, van mensen die ook “een kindje hebben als Nina”. Sommige kozen voor type 8, andere niet. Het probleem is dat mijn Nina natuurlijk nooit helemaal lijkt op hun kind, en dat vergelijken dus moeilijk is. Bovendien is het onderwijs de voorbije jaren erg veranderd. Zo gelooft onze huidige directeur niet meer in overzitten of dubbelen. Je kan mee of je ziet niet op je plaats. Ik hoor ook steeds meer interessante stemmen tegen inclusie. Homogene groepen zijn eerlijker voor iedereen.

En toch groeit er opnieuw een klein twijfelbeestje in mijn hoofd. Als Nina me spontaan vraagt of ik haar ‘schrijfoefeningen’ wil geven . Of ze een volledig klasliedje (of hitje)uit haar hoofd kan nazingen. Of als ze na één keer spieken mijn Ipad-code onthoudt. Het zijn details, dat besef ik wel. Toch heb ik het gevoel dat ze de laatste weken erg veel en snel bijleert.

Zucht. Twijfel. Denk. Kreun. Grrr. Twijfel. Nuja, op dit administratief tempo gaat het probleem zich vanzelf oplossen want dan gaat er in een van beide scholen gewoon geen plaats meer zijn 😉20130505_communieMichiel_TG_217

Nina

Nina is een tenger en fragiel kindje. Ze is bovendien snel bang. Ik zag in haar dus niet meteen een groot skitalent. Vorig jaar volgde ze al een paar uurtjes les, samen met een andere kleuters. Ze vond het toen best leuk ook al had het glijden meer weg van sleeën dan van skiën.

Begin deze week begon ze dus van nul. Het concept ‘pizza’ herinnerde ze zich nog wel maar effectief stoppen, dat zat er niet in. De eerste namiddag probeerden we samen een groene pist uit. Nina was bang, en na een paar minuten was ik doodmoe van het ploegen voor twee.

Gelukkig kwam ze terecht bij twee geweldige skileraars, jonge gasten met veel energie en vooral heel veel geduld. Onvoorstelbaar hoe snel ze bijleerde. Na een paar dagen kon ze stoppen, de pannenkoekenlift nemen en vrolijk de piste afglijden.

video

Net nu ik neigde om te kiezen voor type acht blaast ze me weer van mijn stoel. Het is duidelijk dat ik mijn kleine meid niet mag onderschatten 🙂

20130405-132637.jpg

20130405-132705.jpg

20130405-132711.jpg

20130405-132737.jpg

Leerstoornissen

Nina is een speciaal kindje. Ze was extreem klein bij de geboorte en ook nadien vlotte het eten niet echt. Toen Nina 6 maanden was zag ze er uit als een pasgeboren baby’tje. Die achterstand haalt ze wel in, zei de pediater. Maar dat is nooit gelukt. Nina liep op alle vlakken achter en dat is nog steeds zo. Binnen een paar weken wordt ze 6 maar ze ziet er nog uit als een kleuter. En kinderen worden jammer genoeg altijd vergeleken met leeftijdsgenootjes.

Nina zit nu in de derde kleuterklas, nadat ze haar eerste al eens opnieuw moest doen. Twee keer per week krijgt ze kiné en ergo. Dit schooljaar is er op of er onder. Op het einde van het jaar gaat de juf en de begeleiders van De Steijger moeten beslissen of Nina gewoon onderwijs aankan. Volgens het revalidatiecentrum is Nina een meisje met “berpekte mogelijkheden en een complex en multidisiplinair ontwikkelingsstoornis”. Ik weet niet goed wat ik me daarbij moet voorstellen, noch op korte noch op lange termijn.

Leerstoornissen, het lijkt wel de ziekte van het moment. Toen ik jong was kende ik niemand extra begeleiding nodig had of naar buitengewoon onderwijs moest. Nu moet zelf de zoon van onze kroonprins naar BO, of dan toch een sjieke vorm er van.

Dit weekend stond er een boeiend artikel in ons weekblad over kinderen met leerstoornissen, en welke invloed deze stoornissen hadden op hun verder leven. Alleen jammer dat ze enkel succesvolle (oud)leerlingen van die elitie Eurekaschool aan het woord lieten, mensen met dyslexie die later toch naar de universiteit gaan.

Het probleem is dat veel kinderen niet precies in één vakje thuishoren. Veel van die specialekes zoals onze Nina zijn bijzonder op verschillende vlakken. En dan vraag ik me vaak af: hoe loopt het leven voor die buitengewone gewone (dus niet zo overdreven begoede) kinderen? Een artikel over hoeveel procent van die kinderen uiteindelijk wat doet later, zowel qua job qua hobby’s als wat betreft vrienden en relaties, had ik boeiender gevonden.

Ps: uw waar gebeurde – zelf meegemaakte ervaringen over het onderwerp zijn hier natuurlijk altijd welkom. Dan schrijf ik dat stukje gewoon zelf 😉