Straks is het eindelijk zo ver. Om 14 uur word ik op school verwacht voor het grote type 8 overleg. Samen met de juf en de coördinator van het revalidatiecentrum gaan wij de clb-medewerkster uitleggen waarom wij denken aan buitengewoon onderwijs voor Nina.
En het is irrationeel maar toch moet ik toegeven dat ik een beetje zenuwachtig ben. België is een verzorgingsstaat. Voor kinderen als Nina en Flo zijn er oneindig veel hulp- en steunmiddelen beschikbaar. Maar je moet ze vinden, en meestal moet je ze ook nog afdwingen. In de praktijk voelt steun toch anders aan.
Ik denk aan de procedure voor bijkomende kinderbijslag voor Flo. Het ziekenhuis was zo vriendelijk om ons op onze rechten te wijzen. Mensen als wij konden wel een beetje extra steun gebruiken, zei ze. Maar wat volgde was een administratieve hindernissenparcours. Tientallen mails heb ik eerst moeten sturen naar de sociale dienst, gevolgd door een ‘controleafspraak’ bij de adviserend geneesheer. Zonder te dramatiseren maar echt hartelijk en leuk waren die contacten niet.
Ook vandaag heb ik het gevoel dat ik een beetje voor de clb-rechtbank moet verschijnen. Mensen zouden misbruik kunnen maken van het systeem, hoor ik. En het zijn dus niet de ouders of de school maar wel het clb die beslist, maakte de medewerkster me duidelijk aan de telefoon.
Het komt goed, dat kan niet anders. Ik ben goed voorbereid. Zowel over Nina als over type 8 onderwijs heb ik me grondig geïnformeerd. Heb met heel veel mensen gepraat. Ik heb alle mogelijk scenario’s zo objectief en zo kritisch mogelijk overwogen. Ik heb mijn vooringenomenheid bijgestuurd. Vergis u niet: dat is geen gemakkelijke oefening. Maar we gaan voor het beste voor Nina, op korte en op lange termijn.
En nu zou het leuk zijn moesten we deze namiddag allemaal aan hetzelfde zeel trekken. Zo kan ik morgen (of later deze week) Nina eindelijk inschrijven.