‘Mevrouw. U mag uw tas daar niet onbewaakt laten staan.’ Van achter mijn camera staar ik de lieve oudere man aan. We staan op de receptie van een huwelijk. Veel valt er niet meer te stelen, denk ik bij mezelf. Mijn camera hangt rond mijn nek, en bovendien lopen hier alleen gasten rond. ‘Ik ken een koppel van wie alle enveloppes verdwenen tijdens hun trouwfeest.’ De ene anekdote volgt de andere op, alsof iedereen wel iemand kent die door eigen vrienden of familie zijn bestolen.
Wie zijn die mensen?
Geen dag later trek ik met mijn meisjes naar een Sinterklaaspersoneelsfeest. Na de voorstelling krijgen alle kinderen een geschenkje. U kent dat wel, een warme drukke Vipruimte vol overactieve jengelende ettertjes. Op een tafeltje stapelde ik al onze bezittingen op: geschenkjes, snoepgoed, jassen enzovoort. Mijn meisjes gaven Sint en Piet een hand, ik maakte een paar matige kiekjes en dan hielden de kinderen zich bezig in de speelhoek terwijl wij ouders onszelf trakteerden op een gaasje wijn. Natuurlijk hield niemand de pakjes nog in de gaten.
Voelt u hem al komen?
Bij vertrek bleek dat één geschenkje voetjes had gekregen. Die cadeautjes waren een extraatje. Mijn kinderen hebben speelgoed genoeg. Een drama vind ik het dus niet. Maar hoe leg je zoiets uit aan je kind? ‘Waren hier dan echt boeven mama?’ Tja.
Wie doet nu zoiets? Welke ouder zegt tegen zijn kind: ‘pak snel dat van dat andere kindje. Zo hebben wij er lekker twee.’ De media betalen niet bijzonder goed maar armen mensen liepen daar niet rond. We zijn dus bestolen. Maar op lange termijn is eigenlijk dat andere kind de pineut. Het kreeg een extra geschenkje maar werd tegelijkertijd ook een beetje beroofd, van een goede opvoeding dan.