Tagarchief: type 8

Buitengewoon onderwijs is helaas nog vaak de beste optie

Zegt nog eens haar gedacht over dat nieuwe M-decreet, in de krant van vandaag 😉

Toen enkele jaren geleden bleek dat mijn dochtertje Nina iets minder snel leerde dan haar leeftijdsgenootjes, was dat even slikken. Niemand ziet zijn kind graag sukkelen. Geen enkele ouder stuurt zijn kind met plezier naar het buitengewoon onderwijs, het BLO van vroeger. En toch kozen we, tegen het advies van het CLB in, voor type 8-onderwijs. Je uiterste best doen om (in het beste geval) met de hakken over de sloot te geraken, ik wou het haar niet aandoen. Schoolmoeheid leek ons een te groot risico.

‘Waarom zou je het niet gewoon proberen? Je kan toch altijd nog naar het buitengewoon afzakken?’ Buitenstaanders begrijpen het vaak niet. Kiezen voor geluk in plaats van voor prestatie, het is een beetje tegen de tijdgeest. Nina leert nu met veel plezier lezen en schrijven, samen met zeven andere ‘specialekes’. Ze gaat buiten-gewoon graag naar school en blinkt van zelfvertrouwen.

‘Alleen als het gewoon onderwijs meer rekening houdt met gehandicapte kinderen, zullen die kinderen minder nood hebben aan buitengewoon onderwijs’, schrijft Gauthier De Beco in de krant (DS 3 september). En, zo is hij overtuigd, ‘bij voldoende middelen, volgt de rest wel vanzelf’. En net daar wringt het schoentje.

Inclusie is ook in mijn ideale wereld de enige juiste keuze. Maar binnen ons huidig onderwijssysteem houd ik toch mijn hart vast. Veel gewone scholen hebben totaal geen idee van wat hen te wachten staat volgend jaar, als het M-decreet van kracht wordt. Dat bepaalt dat kinderen met een beperking in theorie ‘recht’ hebben op gewoon onderwijs. Het is een mooi en ambitieus ideaal, maar over de concrete uitwerking is nauwelijks nagedacht. Want de ene beperking is de andere niet. Slechthorende kinderen vragen een geheel andere aanpak dan iemand met dyslexie of autisme. En die kennis leer je niet op in één infoavond. Inclusie begint eigenlijk al in de opleiding van de leerkracht.

En van veel extra middelen voor de gewone scholen is er voorlopig ook geen sprake, integendeel. Scholen kampen nu al met financiële problemen. Geld voor kleinere klassen, aangepast didactisch materiaal en infrastructuur is er gewoon niet. En met een deeltijdse zorgjuf en een rolstoelvriendelijk toilet gaan we er niet geraken. Erger nog: het M-decreet heeft veel weg van een besparing op het buitengewoon onderwijs: hoe minder kinderen erheen trekken, hoe beter, lijkt het wel.

Echte inclusie vraagt veel extra begeleiding, veel extra materiaal en dus ook veel extra geld. Zonder al die zaken zullen die zogenaamde ‘aangepaste leerdoelen’ gewoon synoniem staan voor ‘de lat lager leggen’. Onderwijs heeft niet als doel om kinderen bezig te houden, maar wel om ze te laten groeien, elk binnen de eigen mogelijkheden. Kinderen met extra zorgnoden dumpen in gewone klassen, dat is geen inclusie. Je hoeft geen pedagoog te zijn om te voorspellen wat er allemaal kan misgaan: pestgedrag en schoolmoeheid met een totaal afhaken als gevolg. En wat dan?

Moesten we beginnen met gewone leerlingen op gewone scholen ook daar daadwerkelijk op te vangen, in plaats van ze massaal door te sturen naar logopedisten en andere naschoolse therapie. En pas dan kunnen we misschien beginnen praten over de echte inclusie van zorgkinderen.

schoolfeestninax-24-van-24

Schoolfeest

schoolfeestninax (24 van 24) schoolfeestninax (17 van 24) schoolfeestninax (14 van 24) schoolfeestninax (13 van 24) schoolfeestninax (11 van 24) schoolfeestninax (2 van 24)

Heel soms maak ik me zorgen om het M-decreet, om de toekomst in het algemeen. Gaat mijn kleine gevoelige Nina haar weg vinden in deze prestatiemaatschappij?  En wat gaat er worden van al die kinderen die net iets anders zijn?

Maar dan is het schoolfeest, in Salvator. Dan zie ik ze spelen, lachen en dansen. Buitenstaanders mogen denken wat ze willen. Critici zal je altijd hebben. Misschien wordt het niet gemakkelijk, maar mijn gevoel zegt toch: het komt goed.

(En nog eens super bedankt aan alle sponsors, voor de tombola. )

Go Belgium

image

Deze ochtend hadden we geen fluovestjes nodig :-). We vielen vanzelf op.

Nina’s directrice had gezegd: als België wint, mag iedereen als duiveltje naar school komen. Bobs rode duivels T-shirt werd met een ceintuur omgebouwd tot een kinderkleedje, met nogal grote decolleté. In haar boekentas verdween een berg supportersbrol.

Zelf heb ik niet zo veel met voetbal. Maar ik hou wel van de WK-gekte. Ook al is het een beetje oppervlakkig, de duivels zorgen toch voor een geweldig samenhorigheidsgevoel. Rijk en arm, oud en jong, mannen en vrouwen: iedereen gaat er in op.

Geen maand geleden stemde één op drie Vlaams; nu dwepen we collectief met de Belgische driekleuren.  Il faut le faire. 🙂

Go Belgium go of vive la Belgique (vive le roi 😉

image

Wie helpt?

Ik bedel niet graag maar het doel heiligt de middelen:

zoals jullie al weten gaat mijn dochtertje Nina gaat sinds begin dit jaar naar I.V.I.O. Salvator, een bijzondere school waar normaal begaafde kinderen met een leerstoornis zoals dyslexie, dyspractie, discalculie, … terecht kunnen.

Omdat dit een kleine school is met kleine klasjes, en wij deze kinderen ook enkele extra’s gunnen organiseert het oudercomité (waar ik sinds kort ook lid van ben ;-)) elk jaar een groot tuinfeest. De opbrengst gaat integraal naar de kinderen.

Omdat een mens nu eenmaal niet kan blijven eten en drinken om geld in te zamelen, organiseren we ook grote tombola, en hiervoor ben ik dus nog op zoek naar prijzen. Wie van jullie werkt op een marketingafdeling en heeft zo nog een aantal spullen liggen die niet meer gebruikt worden, oude promotiepakketten of relatiegeschenken van vorige acties? Waardebons mogen natuurlijk ook altijd. Heb je zelf niets liggen maar ken je wel iemand die me zou kunnen helpen?

Bij een gulle actie wil ik zelfs eens een promotieblogberichtje schrijven.

Oh wie heeft zo een groot hart? 😉

Buiten-gewoon

Inclusie, wie kan daar nu niet voor zijn?

Toen enkele jaren geleden bleek dat Nina iets minder snel leerde dan haar leeftijdsgenootjes was dat even slikken. Niemand ziet zijn kind graag sukkelen. Geen ouder stuurt zijn dochter (of zoon) met plezier naar Buitengewoon Onderwijs, het BLO van vroeger.

En toch kozen we, tegen het advies van het CLB in, voor type 8-onderwijs. Je uiterste best doen om (in het beste geval) op de valreep met de hakken over de sloot te geraken, ik wou het haar niet aandoen. Schoolmoeheid leek ons een te groot risico.

‘Waarom zou je het niet gewoon proberen? Je kan toch altijd zakken?’ Buitenstaanders begrijpen het vaak niet. Kiezen voor geluk in plaats van voor prestatie, het is een beetje tegen de tijdsgeest.

Nina leert nu met veel plezier lezen en schrijven, samen met zeven andere ‘specialekes’. Ze gaat buiten-gewoon graag naar school, en blinkt van zelfvertrouwen. En net nu wij meer dan volledig overtuigd zijn, is er daar het nieuwe M-decreet.

Kinderen met een IQ van boven de 60 zullen vanaf volgend schooljaar opnieuw in gewoon onderwijs terecht kunnen (en moeten).  Inclusie, dat klinkt goed en zou bovendien veel goedkoper uitvallen. Wie kan daar nu tegen zijn?

Tja. In theorie klinkt het allemaal mooi. In de praktijk hou ik mijn hart vast. Veel gewone scholen hebben totaal geen gedacht van wat hen te wachten staat. Alsof je zonder enige zwemervaring plots van de boot wordt geduwd. Het zwemmen of verzuipen. Sommige scholen en bepaalde leerkrachten zullen, met veel goede wil en energie, er wel in slagen om het hoofd boven te houden. Toch denk ik dat de meeste vroeg of laat kopje onder gaan.

Je hoeft geen pedagoog te zijn om te voorspellen wat er kan mislopen: pestgedrag en/of schoolmoeheid, waardoor kinderen uiteindelijk helemaal gaan afhaken, of uiteindelijk gebroken toch afzakken naar buitengewoon onderwijs.

En dan?

Vorig jaar hebben we geweigerd om het ‘eens te proberen’. Kinderen zijn geen experiment. Zelfvertrouwen en eigenwaarde zijn daar te kostbaar en te broos voor. Wij volwassenen zouden op zijn minst moeten proberen om de juiste keuze te maken. In mijn ideale wereld is  inclusie mogelijks wel de juiste keuze. Maar zonder extra opleiding, extra middelen en extra begeleiding zie ik het voorlopig toch niet goedkomen ….

Over het onderwerp: interessant brief van een andere mama, en natuurlijk ook de reportage van Koppen: meer dan de moeite waard.

 

Trots

Geen enkele ouder kiest graag voor buitengewoon onderwijs. Maar na een half jaar durf ik nu toch luidop te zeggen dat de overstap naar type 8 zowel voor Nina als voor ons een topbeslissing was.

* Iedere week krijgt ze een rapport, met punten zowel op haar gedrag als op haar prestaties. Nina doet het over de hele lijn goed. Wel grappig is dat ze voor haar gedrag in de eetzaal topscores haalt, terwijl ze thuis eerder een lastige eter is.

* ‘Mama? Wanneer ga je mij eens eerst op school afzetten ? Dan kan ik een beetje langer in de opvang blijven.’ Iedere dag vertrekt ze met een grote glimlach en een boekentas vol enthousiasme naar school. En ook al is het niet altijd gemakkelijk, haar motivatie maakt veel goed. ‘Mama? Wanneer gaan we nog eens samen lezen?’ En dat vraagt ze niet alleen ’s avonds maar ook aan tafel tijdens de ochtendspits (* geeuw * ).

* ‘Straks is het oudercontact. Dan heeft mama een gesprekje met jouw juf.’ Ze kijkt me lachend aan. ‘Het zal wel goed zijn hoor. ‘ Aan zelfvertrouwen geen tekort, en de juf was inderdaad heel enthousiast. De wetenschap dat Nina op haar plaats zit zorgt voor een geweldige gemoedsrust.

* Ik probeer mezelf te beschermen tegen initiatieven als oudercomités. Een dag telt nu eenmaal maar vierentwintig uur. Maar ik was nieuwsgierig, en er waren erg weinig kandidaten. En dus besloot ik ‘even’ een handje toe te steken tijdens het Vlammetjesschoolfeest. Driehonderd pannenkoeken warmen, moeilijk is dat niet.

Ik kwam terecht in een heel leuk team, terwijl Nina buiten heerlijk speelde. De rest van ons gezin werd moe, en kreeg koud. Nina en ik bleven nog ‘even’ hangen. Het werd halftien en ik vond mijn tengere fragiele gevoelige dochter nauwelijks nog terug op de donkere speelplaats. ‘Gaan we nu al naar huis?’ Moeder en dochter voelen zich duidelijk helemaal thuis op Salvator 😉

* Net nu ik helemaal overtuigd ben geraakt van buitengewoon onderwijs, willen ze type 8 afschaffen en opnieuw kiezen voor inclusie. Inclusie klinkt tof, zeker voor ouders. Of het voor de kinderen zelf ook zo leuk en gezellig is, hangt grotendeels af van de leerkrachten maar ook van de beschikbare middelen (en net daar wringt het schoentje, toch? ).

* Als mama ben ik trots op al mijn kinderen, niet om wat ze doen maar gewoon om wie ze zijn. Op Nina ben ik extra trots. Omdat ze ondanks haar achterstand toch zo dapper, vrolijk en vol levenslust geniet van het leven. Daar kunnen velen nog iets van leren 🙂

nina

Feestje

Nina is donderdag jarig, en dat vieren we. Een eigen feestje, daar kijken mijn meisjes naar uit. En omdat Nina voorlopig maar zes klasgenootjes telt, kon ik gemakkelijk iedereen uitnodigen. Dat zou die prille vriendschappen bovendien een duwtje in de rug geven, dacht ik.

‘In type acht onderwijs zitten wel veel speciale kinderen hoor.’ Buitenstaanders lijken te vergeten dat mijn dochter daar ook naar school gaat, en dus ook ‘zo een specialeke’ is. Maar geen probleem, ik ben zo goed als gespecialiseerd in specialekes. 🙂 Meer nog: ik heb de voorbije jaren bijna geen volkomen normale mensen meer tegengekomen, zeker geen volwassenen 😉

Het probleem zit hem in de perceptie, in het onbekende, in het wij- en zijgevoel. Een leerkracht van buitengewoon onderwijs vertelde me ooit hoe ouders hem aanspraken over de gemengde speelplaats, en hoe erg ze het vonden dat hun kind nu moest omgaan met die gehandicapten. Alle kinderen in buitengewoon onderwijs hebben extra zorg nodig. De ene handicap is heus niet superieur dan de andere. Het is een beetje zoals racistische Marokkanen, het slaat echt nergens op.

De meeste klasgenootjes heb ik al ontmoet op de speelplaats en het zien allemaal erg leuke kinderen uit. Ik kijk er naar uit om ze morgen echt te leren kennen.

Instapdag

IMG_20130619_201154 IMG_20130620_082649

 

Nina mocht woensdag een dagje gaan testen in type 8. Ze keek er hard naar uit, en ik ook. En al ben ik overtuigd, ergens diep in mijn sluimerde toch nog steeds kleine  twijfels.

Vrolijk en blij huppelde Nina de klas in. Ze begon spontaan te tellen en letters aan te duiden op het bord. ‘Zo flink’. Toen ik haar drie uur later ging ophalen, wist de juf me toch al te vertellen dat de oefeningen niet zo vlot liepen. ‘Rijmen lukte niet zo goed, en ook tijdens het verhaal was ze snel afgeleid.’

Zo een instapdag is het ideale moment om in te schatten of kinderen niet te goed of te slecht scoren voor een welbepaalde groep. Moest ik vooraf stiekem nog twijfelen, dan ben ik nu dus helemaal overtuigd.

Tijdens de speeltijd sloot Nina zichzelf per ongeluk op in het toilet. Een andere jongetje moest over de deur kruipen om haar te bevrijden. De toon was meteen gezet. ‘En ik heb ook al een nieuwe beste vriendin Soraya.’

Zo eenvoudig gaat dat dus, van school veranderen 😉

Overleg

Straks is het eindelijk zo ver. Om 14 uur word ik op school verwacht voor het grote type 8 overleg. Samen met de juf en de coördinator van het revalidatiecentrum gaan wij de clb-medewerkster uitleggen waarom wij denken aan buitengewoon onderwijs voor Nina.

En het is irrationeel maar toch moet ik toegeven dat ik een beetje zenuwachtig ben. België is een verzorgingsstaat. Voor kinderen als Nina en Flo zijn er oneindig veel hulp- en steunmiddelen beschikbaar. Maar je moet ze vinden, en meestal moet je ze ook nog afdwingen. In de praktijk voelt steun toch anders aan.

Ik denk aan de procedure voor bijkomende kinderbijslag voor Flo. Het ziekenhuis was zo vriendelijk om ons op onze rechten te wijzen. Mensen als wij konden wel een beetje extra steun gebruiken, zei ze. Maar wat volgde was een administratieve hindernissenparcours. Tientallen mails heb ik eerst moeten sturen naar de sociale dienst, gevolgd door een ‘controleafspraak’ bij de adviserend geneesheer. Zonder te dramatiseren maar echt hartelijk en leuk waren die contacten niet.

Ook vandaag heb ik het gevoel dat ik een beetje voor de clb-rechtbank moet verschijnen. Mensen zouden misbruik kunnen maken van het systeem, hoor ik. En het zijn dus niet de ouders of de school maar wel het clb die beslist, maakte de medewerkster me duidelijk aan de telefoon.

Het komt goed, dat kan niet anders. Ik ben goed voorbereid. Zowel over Nina als over type 8 onderwijs heb ik me grondig geïnformeerd. Heb met heel veel mensen gepraat. Ik heb alle mogelijk scenario’s zo objectief en zo kritisch mogelijk overwogen. Ik heb mijn vooringenomenheid bijgestuurd. Vergis u niet: dat is geen gemakkelijke oefening. Maar we gaan voor het beste voor Nina, op korte en op lange termijn.

En nu zou het leuk zijn moesten we deze namiddag allemaal aan hetzelfde zeel trekken. Zo kan ik morgen (of later deze week) Nina eindelijk inschrijven.

Het vonnis

Een uur moeten aanhoren wat je kind allemaal niet kan, echt leuk is anders. Niet dat ik veel nieuws te verwerken kreeg. De tests spreken elkaar bovendien vaak tegen. Dan is ze weer heel taalvaardig, heeft ze een hoog verbaal IQ terwijl ze in een andere test net niet beschikt over voldoende woordenschat. En ze kan zich moeilijk concentreren, vergeet snel. Behalve liedjes en versjes want die kan ze dan wel buitengewoon goed vasthouden. 

En de ouders zouden haar dus graag naar een type 8-school sturen? Klein misverstandje want leuk vinden wij dat niet. Maar ik ben niet blind. Ondanks twee jaar revalidatie zit Nina in alle zorggroepjes. ‘Misschien moet ik de vraag anders formuleren. Geloven jullie dat Nina zes jaar gewoon onderwijs gaat aankunnen? Het liefst zou ik hier overtuigd worden.’

Toen zaten we vrij snel op dezelfde golflengte. Ik was wel blij te horen dat Nina een heel uitgesproken type 8-profiel heeft, een leerstoornis en geen algemene achterstand. Ook op vlak van sociale vaardigheden doet ze het erg goed, geen introversie of leermoeheid, geen auti-kenmerken.

Volgende week maandag moet ons dossier nog wel voorkomen voor een of andere raad. En pas dan krijg ik een voorlopig document. Daar kan ik haar wel al mee inschrijven maar de administratieve molen is nog niet voorbij. Volgende week hoop ik op een afspraak met de directie.

Lichtpuntje aan het einde van het verhaal: Nina is erg enthousiast. In tegenstelling tot kinderen die moeten zakken omdat het echt niet meer gaat, kijkt Nina uit naar de nieuwe speciale school. ‘Mama, wanneer lag ik nu eindelijk eens gaan kijken?’ Wij hebben van in het begin open met haat gepraat, over de verschillende type scholen. En ook al wou ze graag met haar zussen zitten, toch verkoos ze de rustige school met kleine klasjes.

Twijfels

We waren er uit. Ondanks twee jaar revalidatie zouden we Nina in het type 8 onderwijs inschrijven. Nina is de voorbije jaren al drie keer van school veranderd. Volgend jaar gaat dat hoe dan ook opnieuw gebeuren. Ik wil nu dus goed kiezen. Bovendien is iedereen het er over eens dat Nina heel hard (waarschijnlijk te hard) gaat moeten werken in een gewone grote klassieke school.

Maar om Nina te kunnen inschrijven heb ik een attest nodig van het CLB. Ze voorlopig inschrijven is niet mogelijk. En ondanks het feit dat Nina al twee jaar extra begeleiding krijgt en dat ze in alle zorggroepjes zit, blijkt het verkrijgen van zo een attest een uitdaging. Alsof iemand “misbruik” zou maken van het systeem en zijn kind daar even voor “de lol” zou inschrijven. Dat Nina de nodige test moest ondergaan is logisch. Alleen kinderen met een IQ boven de 89 mogen naar type 8. En dat zowel de juf, het CLB als het revalidatieteam op één lijn moeten zitten, kan ik ook begrijpen.

Maar waarom dat allemaal zo vreselijk lang moet duren? Wij maken iedere dag een volledig nieuwe krant. Soit. De inschrijvingen in Sint Salvator zijn al meer dan een maand bezig. Ik was er als eerste bij, toen. Dat was drie weken geleden. Voorlopig is er nog altijd plaats maar het eerste gesprek met het CLB is pas gepland binnen… twee weken. Sneller kon “echt” niet. En zelfs die dag ga ik waarschijnlijk geen attest krijgen.

Ik hou niet van openstaande dossiers. Al die tijd word ik overspoeld met verhalen, van mensen die ook “een kindje hebben als Nina”. Sommige kozen voor type 8, andere niet. Het probleem is dat mijn Nina natuurlijk nooit helemaal lijkt op hun kind, en dat vergelijken dus moeilijk is. Bovendien is het onderwijs de voorbije jaren erg veranderd. Zo gelooft onze huidige directeur niet meer in overzitten of dubbelen. Je kan mee of je ziet niet op je plaats. Ik hoor ook steeds meer interessante stemmen tegen inclusie. Homogene groepen zijn eerlijker voor iedereen.

En toch groeit er opnieuw een klein twijfelbeestje in mijn hoofd. Als Nina me spontaan vraagt of ik haar ‘schrijfoefeningen’ wil geven . Of ze een volledig klasliedje (of hitje)uit haar hoofd kan nazingen. Of als ze na één keer spieken mijn Ipad-code onthoudt. Het zijn details, dat besef ik wel. Toch heb ik het gevoel dat ze de laatste weken erg veel en snel bijleert.

Zucht. Twijfel. Denk. Kreun. Grrr. Twijfel. Nuja, op dit administratief tempo gaat het probleem zich vanzelf oplossen want dan gaat er in een van beide scholen gewoon geen plaats meer zijn 😉20130505_communieMichiel_TG_217

IQ

Nina legde gisteren een nieuwe IQ test af in het revalidatiecentrum. Ook al heb ik mijn bedenkingen bij dergelijke tests, toch vond ik het spannend. Ik zie mezelf nog zitten drie jaar geleden in de wachtzaal van het COS, in het UZ. Het hele gebeuren viel tegen, zowel tijdens het onderzoek als nadien. Het IQ van een mens is genetisch bepaald en staat dus los van de omgeving. Dat is de theorie. In praktijk bestaat de test uit een reeks vragen en oefeningen, die worden beoordeel op basis van … (wat dacht u?) leeftijd.

‘Een dier met een lange slurf is een … olifant. Een paard met witte en zwarte strepen is een … zebra.’ Bravo voor de mama of papa die voldoende hebben voorgelezen, of net niet. Twee jaar geleden hield ik een heel dubbel gevoel over aan de zogezegd omgevingsvrije en objectieve IQ- test. Deze keer was ik beter voorbereid, en bovendien heb ik het onderzoek niet uitgezeten. Nina was twee jaar geleden een beetje zenuwachtig en beschaamd. Dat zou na twee jaar therapie en begeleiding ook beter meevallen. Ze is het hele test- en onderzoeksgebeuren ondertussen wel gewoon.

Maar wat als ze moe wordt, als ze zich net voor het onderzoek pijn doet, als ze gewoon geen zin heeft? Alleen met een goede IQ-test is Nina welkom in type 8. Het kind is zes jaar maar een off-day kan zware gevolgen hebben. Echt zenuwachtig was ik niet maar er sluimerde die ochtend toch een zekere onrust door mijn lijf. ‘Goed u best doen he’. Terwijl ik het zei, besefte ik dat druk vaak averechts werkt. ‘Het gaat leuk worden, een spelletje. Gewoon goed nadenken.’ Die laatste zin was er waarschijnlijk ook weer te veel aan maat het verschil tussen een gemotiveerde en een verveelde Nina is erg groot. En als ouder een goed evenwicht vinden tussen motiveren en pushen is niet altijd evident.

Nina heeft gisteren goed haar best gedaan. Zoals altijd he, lachte de therapeute. Ik was blij, en gerustgesteld. Nina heeft volgens mij eerder een concentratie- dan een intelligentieprobleem. De resultaten weten ze natuurlijk nog niet. Of ik wist waar de grens lag bij Sint Salvator, vroeg de therapeute me. Blijkbaar ligt de IQ-grens niet voor alle type 8 scholen gelijk. Ik zou het niet weten. Nina heeft haar best gedaan, en dat is eigenlijk het enigste in het leven dat echt telt.

Type 8

Woensdag maakten Bob en ik kennis met de type 8 school hier in de buurt, Sint Salvator. ‘Het is een lang en ingewikkeld verhaal. De situatie is niet duidelijk. Zelfs de leerkrachten twijfelen. We zijn er nog altijd niet uit.’

Alle ouders leken te worstelen met dezelfde twijfels. En laten we eerlijk zijn: het is een keuze die niemand graag maakt. Enerzijds was ik wel gecharmeerd door het pedagogisch project. Onderwijs op maat, veel aandacht voor het ‘goed gevoel’ van het kind, ruimte voor ieders eigenheid, naast gewone vakken ook lessen in weerbaarheid en eigenwaarde: elementen die het verschil maken voor gevoelige en kwetsbare kinderen zoals Nina.

Anderzijds schrok ik toch ook een beetje van de resultaten. 75% volgt nadien BSO en slechts 15% TSO. En natuurlijk is er niets mis met een beroepsopleiding. Toch kan ik mijn eigen schoolervaring niet ontkennen.

Ik ben nooit een goede student geweest. En toch volgde ik, net als al mijn vriendinnen ‘gewoon’ ASO. Wij waren zeker niet allemaal heel intelligent, eerder gewoon gemiddeld. ASO was de norm. Wie echt niet meekon zakte in het 5de middelbaar naar een technische richting. Ik herinner me nog hoe ‘anders’ wij de jongeren uit een technische richting vonden, alsof dat door omstandigheden toch een volkser en soms zelfs marginaler publiek trok.

Beroeps. We moeten TSO en BSO herwaarderen lees ik in de krant. Twee pagina’s verder lees ik ook dat kinderen van gescheiden ouders het merkelijk slechter doen op school, dat ze sneller doorschuiven naar een lagere richting.

Natuurlijk ken ik ook mensen die ooit beroeps volgenden en die nu een succesvolle carrière hebben. Wat is dat bovendien ‘het maken’? Is geluk niet belangrijker? Veel van mijn ASO vriendinnen studeerden verder maar werden uiteindelijk huisvrouw.

BSO, welke richting zou ze dan uit kunnen? Voor jongens lijkt het toch eenvoudiger: een zelfstandig loodgieter of elektricien verdient vaak meer dan een dierenarts. Meisjes hebben minder keuze, vind ik. Ok, niets mis met verzorgende maar diep in mij denk ik: verpleegkunde is beter, en dat is nog hard werken voor een karig loon.

Jullie moeten mij niet overtuigen. Geluk is belangrijker. Na BSO kan je nog altijd een extra jaar volgen en dan verder studeren aan een hogeschool. Het kan. Bovendien zegt onderwijs niet alles. Ik ken genoeg mensen zonder hoger diploma; die hebben nu vaak een eigen zaak. Ik sus met met de gedachte dat milieu nog steeds doorslaggevend is, en dat het dus wel goed kopt.

Nu moet ik ‘gewoon’ ‘de juiste’ keuze maken voor Nina. En die ken ik. Eigenlijk wist ik het al jaren geleden. Nina is een schatje, een heel sterk, sociaal vaardig en weerbaar kind en ik ben buitengewoon trots op haar, zoals ze is. En net daarom moet ik kiezen voor een lagere schoolcarrière die bij haar past.

Ah ja, inschrijven kon nog niet. Daarvoor moet ik nog ‘een attest’ krijgen van het CLB. Extra papierwerk dus maar dat komt wel goed. Ik ga blij zijn als de beslissing op papier staat. Gelieve mij ondertussen niet te vragen ‘of ik het zeker ben’, ‘of ik niet beter eerst eens zou proberen in het gewoon onderwijs’ of ‘ ik wel besef wie er zo allemaal BSO volgt’. En ook opmerkingen als ‘ ge kunt ook gelukkig zijn als poetsvrouw’ of ‘veel vrouwen blijven uiteindelijk toch thuis voor de kinderen’ kan ik missen. Alle zo tussen ons he 🙂

Type 8

Nina is een bijzonder kindje. Ze is een beetje anders. Extreem dysmatuur bij de geboorte, maar volgens de dokters zou ze “er wel doorvallen.” Maar de beloofde scheut kwam nooit. Haar achterstand heeft ze nooit echt ingehaald. Nina deed haar eerste kleuterklasje opnieuw omdat ze veel kleiner en fragieler was dan haar leeftijdsgenootjes. Nu zit ze in de derde kleuterklas en is ze de oudste en nog altijd de kleinste. Maar er is meer. Nina is een buitengewoon lief en aanhankelijk meisje. Ze is vrolijk en sociaal maar ook erg gevoelig. “Een aandacht- en concentratieprobleem”, aldus het revalidatiecentrum waar ze nu toch al bijna 2 jaar heen gaat. Nina is “ons specialeke”; zoals wij zeggen.

Nu zit ze in de derde kleuterklas en iedereen weet wat daarop volgt: het grote enge eerste leerjaar. Dat betekent dus ook dat wij weer een paar moeilijk keuzes moeten maken. De toeterproeven zijn achter de rug. Voor de kenners onder jullie: 70, een gemiddelde score dus. Niet goed, niet slecht. Beter dan we allemaal verwacht hadden, dat wel. Zuiver op basis van haar test mag ze dus naar het eerste leerjaar. Maar zowel de juf als wij beseffen dat het niet eenvoudig zal worden. Nina is onzeker. “Is dat moeilijk? Ga ik dat wel kunnen?” Opdrachten moeten altijd opnieuw nog eens uitgelegd worden of ze begint er gewoon niet aan. En ze zit dus in alle zorggroepjes ondanks haar extra begeleiding in het revalidatiecentrum.

Type 8 onderwijs is er speciaal voor kindjes met een gewoon IQ maar een leerachterstand. Kleine groepjes, veel individuele begeleidingen en begripvolle juffen proberen die achterstand recht te trekken. In het middelbaar zouden die kinderen naar “gewoon” technisch-, kunst- of beroepsonderwijs moeten kunnen doorstromen. Ideaal voor Nina, lijkt het. Maar de realiteit is natuurlijk niet zo zwart-wit. Want in type 8 zitten ook veel kinderen die meer hebben dan gewoon een leerachterstand, kinderen met toch een bepekte intelligentie, met een lichte vorm van autisme of gedragsstoornissen. Tja, kinderen vallen nu eenmaal niet op te delen in vakjes, dat begrijp ik ook wel. Toch vraag ik me af of Nina daar genoeg gestimuleerd gaat worden en of ze er leuke vriendjes gaat hebben.

Het scholentekort in Gent maakt het probleem nog net iets ingewikkelder. Vlakbij ons huis is een type 8-school waar nu nog plaats is (want er bestaat geen type 8 kleuteronderwijs.) Nina kon ook een plaatsje bemachtigen op “de grote school”, waar Manou nu heen gaat. De directeurdaar was heel begripvol en wou zoeken naar een gemeenschappelijke oplossing. Maar wat als het niet lukt? Nina is vorig jaar nog maar van school veranderd. Nu gaat ze hoe dan ook weer veranderen. Ik heb geen zin om te blijven pingpongen. Het even proberen, vind ik dus absoluut geen goed idee. Bovendien bestaat de kans dan dat ze haar plaats in type 8 tegen dan kwijt is.

We moeten dus nu kiezen. Het is aartsmoeilijk, vind ik. Enerzijds wil ik ze niet onderschatten. Maar haar overschatten zou een zware aanslag op haar eigenwaarde kunnen worden. Lastig.